trompet.nl - dé toonaangevende trompet site van nederland
  > home > geschiedenis - u bent nu hier  
   > de geschiedenis van de trompet
 

 

 

 

 

 

 

 


De Gouden Periode van de trompet (1600-1750)

In deze periode was de militaristische functie evenzo belangrijk als voorheen. Een trompetterkorps hoorde evenzeer aan het hof als de vorst zelf. Alhoewel de meeste hoftrompetters improviserend musiceerden zijn ook veel opgeschreven werken zoals sonates bewaard gebleven. En van de twee belangrijkste ontwikkelingen in de moderne geschiedenis van de trompet vond gedurende de zeventiende eeuw plaats: haar intrede in de kunstmuziek. (De tweede ontwikkeling was de uitvinding van het ventiel rond 1815).


> De intrede van de trompet in de kunstmuziek.

In het Duitstalig gebied werd de trompet rond 1620 in de kunstmuziek opgenomen. In eerste instantie nam men het hele trompetensemble (soms tot zesstemmig) op in een koorwerk. Later bleven slechts de twee clarinostemmen over. Het kerstlied 'In dulci jubilo' geldt als een van de eerste werken, waarbij trompetten verlangd werden. Gedurende de zestiende eeuw behoorde dit lied tot het repertoire van de trompetterkorpsen aan de hoven. Toen M. Praetorius dit kerstlied in 1618 onder no.34 van zijn verzameling 'Polyhymnia Panegyrica et Caduceatrix' uitgaf, nam hij het hele zesstemmige trompetensemble over.

Het ensemble bestond uit:
1. Clarino,
2. Clarino,
3. Prinzipal (quinta ofsonatastem),
4. Alto e basso,
5. Vulgano,
6. Basso.

Twee jaar later gebruikte Samuel Scheidt in hetzelfde lied de twee Clarinopartijen die de koraalmelodie versierden. Tot nu toe liep de omvang van het Clarinoregister tot de dertiende natuurtoon (a2).
De eerste componist die de zestiende natuurtoon ( c3 ) voorschreef was waarschijnlijk Heinrich Schütz in 'Biccinate in neomenia tuba' (1629). Schütz verlangt in zijn composities absolute beheersing van het instrument, aangezien de solotrompet slechts met twee instrumenten (zink en dulzian) en drie zangstemmen (2 tenoren en bas) moet samenspelen. Men zou de trompet in deze tijd als wereldlijke en hemelse macht kunnen beschouwen. Ze klonk bij het Magnificat, de Mis en Te Deum, als ook bij feestelijke optochten, kroningen enz.
De feestelijke missen met trompetten en pauken werden zo pronkerig, dat Paus Benedictus XIV in 1749 deze verbood. Dit verbod kwam gelukkigerwijs nog al laat, anders, hadden wij tegenwoordig de H-moll Messe van J.S. Bach waarschijnlijk niet gekend.


> Belangrijkste Centra

1) Leipzig
Gedurende de gehele Baroktijd was de Clarinokunst in de stad Leipzig erg geliefd. De componisten waren cantor aan de Sint Thomas:
vanaf 1657 Sebastian Knüpfer (1633-1676),
vanaf 1677 Johann Schelle (1648-1701),
vanaf 1701 Johann Kuhnau (1660-1722),
vanaf 1723 J.S. Bach (1685-1750).
Toen Bach in 1723 naar Leipzig kwam, vond hij daar een allang bestaande traditie in het gebruik van de Clarino.
Gedurende Kntipfer's en Scheller's tijd werden de Clarinopartijen door Johann Pezel gespeeld. Zijn eigen composities voor trompet waaronder een sonatine voor twee trompetten en b.c. en een sonate voor trompet, fagot en b.c. liepen tot de 16e (c3) en 18e (d3) natuurtoon.
Als Pezel in 1664 als kunstviolist in de stadskapel van Leipzig opgenomen wordt, wordt speciaal genoemd dat hij een zeer goede clarino-blazer was.
Aan het begin van Bach's tijd in Leipzig was Gottfried Reiche (1667-1734) clarinoblazer. Deze stond evenals Pezel bekend om zijn Turmmusik.
De stadraad waardeerde Reiche zo zeer, dat zij hem in 1694 een eenmalige financiële uitkering gaven die moest voorkomen dat hij ergens anders zou gaan werken. Voor Reiche schreef Bach het merendeel van zijn grote cantates.

2) Weissenfels
Met onder andere Johann Ernst Altenburg (1734-1801), belangrijke theoreticus en schrijver van het boek 'Versuch einer Anleitung zur Heroisch- Musikalischen Trompeter und Paukenkunst'(1795).
Niet alleen Godfried Reiche, maar ook J.S. Bach's schoonvader, de hoftrompettist Johann Caspar Wulcken, werd hier geboren en opgeleid.

3) Dresden
Sinds lange tijd bezat Dresden een groot trompetterkorps. In 1680 werd de grootste bezetting bereikt met 15 trompetten en 3 pauken. Pas in 1918 werd het korps ontbonden. Tot voor de tweede wereldoorlog is een verzameling van 102 'Aufzügen' van hoftrompettisten uit Dresden bewaard gebleven. Deze zijn vermoedelijk rond 1760 geschreven voor twee clarino's, één prinzipal en pauken.
De hoog ontwikkelde clarinokunst in Dresden weerspiegelt zich niet alleen in de zangerige melodieën van deze stukken, maar ook in de hoogte van de eerste stem die tot de 20e natuurtoon (e3) stijgt
Op zon- en feestdagen schijnen de trompetters en paukenisten geïmproviseerd meerstemmig gemusiceerd te hebben. Hieruit ontstond de tafelmuziek.

4) Kremsier
Tot 1619 was Praag de hoofdstad van de Bohemen, residentie van de Keizer en daardoor een belangrijk centrum.
Van 1666 tot 1670 was H.I.F. Biber kapelmeester in Kremsier. Hier componeerde hij suite's met trompetters en strijkers voor de tafelmuziek van de Aartsbisschop.
Biber's opvolger als kapelmeester was de trompettist Pavel Joseph Vejvanovsky (16401693). Talrijke composities voor trompetten en strijkers, als ook missen, motetten enz. van hem zijn bewaard gebleven.

5) Wenen
Aan het Keizerlijke hof in Wenen bereikte de clarinokunst haar absolute hoogtepunt. Als operacomponisten werden Italianen aangetrokken zoals: Pietro Cesti, Bertali, Zia1ni, Draghi, Pollarolo, Staffani en later Caldara. In de operaopvoeringen werden gewoonlijk twee clarino's en twee trombes gebruikt. De twee clarinostemmen ontwikkelden een hoogstaande techniek en bereikte onvoorstelbare hoogten. Een triller op e3 kwam aan de lopende band voor. De grens was niet c3 en d3, zoals bij Bach, maar f3 en g3.
Componisten:
Johann Joseph Fux (1660-1741);
Antonio Caldara (1670-1736);
Georg von Reutter (1708-1772).
Zij schreven deze onmenselijke partijen voor de trompettist Johann Heinisch.


6) Italië
Tot nu toe nam men aan dat Monteverdi in zijn opera l'Orfeo de trompet in de kunstmuziek had ingevoerd. In werkelijkheid ging hij niet zover.
In l'Orfeo gebruikt Monteverdi het traditionele trompetensemble van 5 trompetten in de toccata, een soort fanfare, die drie maal klonk voordat het doek opging. Hij componeerde met de Orfeo-toccata een stuk wat voordien altijd geïmproviseerd werd. De toccata was een stuk functionele muziek en had met kunstmuziek niets van doen. De gecomponeerde toccata was transparanter en levendiger dan de geïmproviseerde fanfares, . bovendien speelden de trompetten hier samen met andere instrumenten. Omdat de trompetten de andere instrumenten niet mochten overstemmen schreef Monteverdi dempers voor . Monteverdi gebruikte de trompetten alleen in de toccata, dus niet in de opera zelf.
Girolamo Fantini (geb. rond 1600) was ongeveer vanaf 1630 aan het hof van de Groot Hertog van Toscana, Ferdinando de IIe, als trompettist aangesteld.
De acht sonates voor trompet en orgel, evenals talrijke dansstukjes voor trompet en b.c., die hij in 1638 in zijn trompetmethode ‘Modo per imparare a sonare di tromba' liet drukken, zijn de eerste bekende voorbeelden van Italiaanse kunstmuziek met trompet. Zijn methode is van opbouw hetzelfde als die van Bendinelli (1614). Na beginoefeningen in de laagte vervolgen beide methodes met de gebruikelijke militaire signalen.


> De trompet in de Venetiaanse opera

In de Venetiaanse opera imiteerde men bij gevechtsscènes e.d. de trompet door een ander instrument. Pas in 1670 werden naar het schijnt één of twee trompettisten bij de opera aangesteld.
De eerste opera waarin uitdrukkelijk twee trompetten worden voorgeschreven, was 'L'Adelaide' van Antonio Sartorios (1672). Hier speelden zij in de synfonia aan het begin van de opera. De functie van de synfonia moet identiek aan de toccata geweest zijn: het publiek tot stilte manen.
Spoedig werden aria's gecomponeerd waarin trompet en zang elkaar af\1iisselden, en in virtuositeit bestreden.


> De trompet in de dramatische muziek van Rome en Napels

De belangrijkste jaren van de trompetaria's in de venetiaanse opera waren van 1670 tot 1685. In deze tijd werd de trompet in heel Italië in de opera, en in andere dramatische stukken ingevoerd:
Alessandro Stradella (1644-1682): II Barcheggio (1681);
Arcangelo CoreIli (1653-1713): Sonate voor trompet en strijkers;
Alessandro MeIani (1630-1703): enige solocantates met trompet;
Alessandro Scarlatti (1660-1725): cantate en vele opera's met Virtuoze trompetaria's.
Naast de godin Fama, symboliseert de trompet in de Italiaanse opera de oorlog. De normale omvang van de trompet in deze aria's en synfonia's was c1 - a2, van de 4e tot de 13e natuurtoon. Soms schreven componisten als Ziani, Corelli en Scarlatti de 16e natuurtoon (c3) voor. Deze geschreven c3 klonk als d3, aangezien de D-stemming voor trompet de meest gebruikelijke was.
Kapelmeesters aan de basiliek St.Petronio te Bologna, waren:
M.Cazzati (1657-1671), G.P.Colonna (1674-1695) en G.A.Perti (1696-1756). Zij lieten veel sonates, synfonia's en concerten voor trompet en strijkers achter.
Het begin van de sonata's herinneren met hun fanfare motieven sterk aan de opera toccata, en tonen aan dat de trompetsonate in de kerkmuziek dezelfde functie had als de toccata in de opera.
De belangrijkste componist van de St. Petronio was Giuseppe Torelli (1658-1709). Hij was de vruchtbaarste Italiaanse componist voor trompet. Minstens 36 werken voor 1,2 en 4 trompetten van zijn hand zijn bewaard gebleven. Domenico Gabriëli (1659-1690) schreef ook trompetsonates, die tot de 16e natuurtoon liepen. De trompetsonate bleef tot in de 70er jaren van de 18e eeuw een muzikaal gegeven in Bologna.


7) Frankrijk
Met het oog op de strenge organisatie van de hoftrompettisten te Versaille, is het niet verwonderlijk dat in de franse trompetmuziek het heroïsche element het best bewaard is gebleven.
De trompettisten in de tijd van Lully tot Rameau waren minder individuele
solisten als wel symbolen van onbegrensde Koninklijke macht. Het grootste
gedeelte van de ons bekende muziek is vierstemmig. Doorgaans noteerden de
componisten alleen de hobo- en strijkerspartijen volledig. Daarnaast werd
alleen de eerste trompet- en de paukenpartij opgeschreven.
Op grond van de suites van Lully is het gemakkelijk de instrumentatie van zulke composities kompleet te maken (vierstemmig).
Een tegenwoordig in heel Europa zeer populaire fanfare is de prelude to Marc Antoine Charpentier's (1634-1704) Te Deum. Deze klinkt op de televisie bij de Eurovisie uitzendingen overigens in foute bezetting van één trompet en één trombone i.p.v. vier trompetten, pauken en strijkers (de 2e en 3e trompetstemmen zijn niet genoteerd).


8) Engeland
In tegenstelling tot Frankrijk, waar de trompettisten alleen de Koning begeleidden, werden de Engelse trompettisten in vier groepen van vier verschillende onderdelen van de lijfwacht ingedeeld:

1) de koning
2) de koningin
3) de broer van de koning (de graaf van Vork)
4) de kinderen van de koninklijke familie.

In de regel werd een lid van het trompetterkorps eerst voor een proeftijd zonder honorarium, en later pas vast aangenomen. De bereden trompetters begeleidden hun lijfwachten in de stad, op reis en in de oorlog. Ze begeleidden diplomaten bij vredesonderhandelingen, speelden bij kroningen en kregen gewoonlijk nieuwe zilveren instrumenten.
Er was in Londen vanaf het eind van de 17e eeuw een levendig openbaar concertleven, waarbij ook trompettisten te horen waren

Het is ongetwijfeld aan de drie gebroeders Shore te danken dat de trompet in de Engelse kunstmuziek werd opgenomen. Matthias Shore was zeer bevriend met Henry Purcell, en deze voerde in 1687 de trompet in met een ode voor de verjaardag van Jacob de 11e, 'sound the trumpet beat the drum'.
Purcell geldt in de muziekgeschiedenis als één van de origineelste en geniaalste componisten. Bij hem nam de trompet (in C of D) dezelfde functie over als in de Italiaanse opera en werd ook zo behandeld.
Voor de Shore's en in het bijzonder voor John Shore, schreven vele componisten trompetsonates:
een suite van Jeremiah Clarke (1673-1707), 2 sonates van Henry Purcell, 1 sonate van James Paisible (1650-1721).
Zoals Bach in Leipzig, vond G.F.Händel (1685-1759) bij zijn aankomst in Londen een bestaande trompettraditie. Al in zijn vroegste opera's Almira (Hamburg 1704) en Agrippina (Venetië 1708) schreef hij de trompet voor. In 22 van zijn 40 opera's noteerde hij trompet(ten). Hij oritwl1Ckelde de trompetaria, zoals deze in de venetiaanse en in de opera's van Scarlatti voorkwamen, verder .
Waren de sonates in de Purcell tijd in Italiaanse stijl, de concerten uit de Händeltijd hadden de vonn van de Franse ouverture met een menuet.
De belangrijkste trompetconcerten werden in 1749 door een geestelijke Rev. Richard Mudge en in 1760 door Capel Bond uitgegeven.
Tussen 1690 en 1800 is één specifiek Engels muziekstuk gecomponeerd:
'De Trumpetvoluntary' , een orgelwerk waarin de natuurtrompet werd geïmiteerd.
De mooiste trompetmelodieën vinden we in de trumpetvoluntarys van J. Clarke, H. Purcell, M. Greene, W. Boyce en J. Stanley. Waarschijnlijk waren vele van deze melodieën bekende militaire marsen, zoals Clarke's 'Prince of Denmark march', die hij ook in zijn suite voor trompet, hobo's, strijkers en b.c. gebruikte.








> Vroege instrumenten uit het primitieve en voorhistorische tijdperk tot aan de val van Rome (476 na Chr.)
> Enige Aziatische vormen
> De trompet vanaf de val van Rome (tot ca. 1100)
> De trompet rondom de Middeleeuwen (tot 1400) en de Renaissance (1400-1600)
> De Zinkenfamilie
> De Gouden Periode van de trompet (1600-1750)
> De crisistijd van de trompet (1750-1815) en het hoogtepunt van het Clarinoblazen
> De Klassieke Periode
> De Moderne Tijd

 

  geschiedenis
  mondstukken
  interviews
  forum
  docenten
  vraag & aanbod
  links database
mailing-list
  contact

  www.trombones.nl
 


Copyright © trompet.nl, Alle Rechten Voorbehouden.